De liberalisering van de energiemarkt zorgt voor een belangrijke verzwaringvan de gemeentelijke verantwoordelijkheid te aanzien van het realiseren
van doelstellingen voor duurzame energie en energiebesparing. Een belangrijke
oorzaak van deze taakverzwaring komt voort uit de veranderde houding
van energiebedrijven. Het liberaliseren en vervolgens waarschijnlijk
privatiseren van energiebedrijven zorgt ervoor dat de gemeente een belangrijke
en vroeger vanzelfsprekende bondgenoot bij haar energie- en klimaatbeleid
moet missen. De gemeente moet op een andere, nieuwe manier met energiebedrijven
samenwerken en zelf meer kennis in huis halen om een succesvol energiebeleid
te kunnen voeren.
Energiebedrijven opererend in een commerciële markt zullen veel minder
geneigd zijn om verbruiksgegevens aan gemeenten ter beschikking te stellen.
Het beschikken over deze gegevens is voor gemeenten noodzakelijk om
het ingezette energiebeleid te kunnen toetsen. Met het beëindigen van
de MAP-regeling is er ook een einde gekomen aan de financiële stroom
waarmee energiebedrijven in samenwerking met gemeenten projecten op
het gebied van energiebesparing uitvoerden. Hier staat tegenover dat
wanneer lokale overheden besluiten om hun aandelen te verkopen, zij
kunnen rekenen op een aanzienlijke hoeveelheid geld, welke zij voor
hun energie- en klimaatbeleid kunnen inzetten.
Deze gemeentelijke taakverzwaring ten aanzien van energie- en klimaatbeleid
valt samen met een groeiend aandeel van decentraal opgewekte energie
in de Nederlandse energievoorziening, waaronder energie uit duurzame
bronnen. Dit maakt het lokale bestuursniveau van groeiend importantie
bij het stimuleren en reguleren van duurzame energie in Nederland. Bij
het realiseren van dergelijke vormen van decentrale duurzame energie
zijn veel verschillende partijen betrokken. De gemeentelijk overheid
zal zich dan ook voor wat betreft het energie- en klimaatbeleid in toenemende
mate moeten richten op een complex netwerk van verschillende partijen
als bedrijfsverenigingen woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars
en energie-bedrijven om haar doelstellingen voor energiebesparing en
duurzame energie te realiseren.
Binnen een dergelijk netwerk zijn er voor de gemeente verschillende
nieuwe, door de liberalisering ontstane rollen die gespeeld kunnen worden.
Het is waarschijnlijk dat de eindverbruikersprijzen in een geliberaliseerde
markt niet zonder meer zullen dalen. Energiebedrijven zijn er in een
commerciële omgeving waarschijnlijk minder toe geneigd om soepel te
reageren wanneer klanten zich geconfronteerd zien met een stijgende
rekening en daardoor in eventuele betalingsproblemen geraken. Wanneer
gemeenten samen op de markt energie inkopen dan kan door deze vraagbundeling
een lage prijs worden verkregen. Deze goedkopen elektriciteit kan vervolgens
zonder winstoogmerk aan bijvoorbeeld minima worden doorverkocht.
Gemeenten hebben door het energieverbruik in hun eigen gebouwen, verkeersregelinstallaties
en openbare verlichting een aanzienlijke jaarlijkse energievraag. Aangezien
de (gemeentelijke) overheid in het leven geroepen om het publieke belang
te dienen, is de verwachting dat gemeenten bij het invullen van deze
energievraag op de vrije markt een aanzienlijk deel ervan willen invullen
met duurzaam opgewekte elektriciteit. De eerste signalen uit de praktijk
bevestigen deze verwachting.