Publicaties

Skip Navigation Links.

Zoeken naar publicaties:
Beperk het zoeken tot de velden:

ECN publicatie:
Titel:
Meten aan verwaaiend stof bij kolenoverslag in het Amsterdams havengebied
 
Auteur(s):
 
Gepubliceerd door: Publicatie datum:
ECN Environment & Energy Engineering 27-2-2013
 
ECN publicatienummer: Publicatie type:
ECN-E--12-059 ECN rapport
 
Aantal pagina's: Volledige tekst:
43 Download PDF  (1410kB)

Samenvatting:
De verspreiding van fijnstof afkomstig van op- en overslagbedrijven kan leiden tot hinder in de (woon-)omgeving. De handhavingspraktijk is gebaseerd op het criterium “geen visueel waarneembaar stof”. Toetsing vindt plaats dichtbij de bron of aan de rand van het bedrijfsterrein vanuit de gedachte dat als er hier geen stof waar te nemen valt, het buiten het bedrijf geen hinder zal opleveren. Vanuit het Ministerie van IenM is in 2011 aan ECN de vraag gesteld of het mogelijk is dit criterium te “objectiveren” met eenvoudige apparatuur. Gedurende twee maanden zijn daarom bij de Rietlanden kolenterminal in de Afrikahaven te Amsterdam fijnstofmetingen uitgevoerd. Op een achttal plaatsen rondom het bedrijf zijn fijnstofconcentraties gemeten met relatief eenvoudige (en relatief goedkope) optische sensoren (die door ECN verder zijn ontwikkeld). In de eerste plaats had de meetcampagne ten doel de prestatie en robuustheid van de sensoren “in het veld” vast te stellen. Na gebleken geschiktheid is de haalbaarheid van een monitoring- c.q. alarmeringssysteem bestudeerd en is de fijnstofemissie afkomstig van de terminal geschat voor de periode van de metingen met een verspreidingsmodel. Op basis van deze studie zijn de volgende conclusies en aanbevelingen geformuleerd: • De sensoren voldoen naar behoren, ook over langere periodes (d.w.z. enkele maanden. De gemeten waarden voor PM10 vertonen goede overeenkomst met data afkomstig van nabijgelegen stations zoals die van het LML. Na aftrek van het achtergrondniveau bleken de fijnstofsensoren goed in staat het lokaal verwaaiende stof te meten. Er was een lineair verband tussen de hoeveelheid stof dat verwaait en de windsnelheid ter plaatse. Naarmate de metingen vorderden was er bij enkele sensoren sprake van verontreiniging door insecten. In de toekomst kan dit makkelijk voorkomen worden. Verder zal in de sensordata een parameter worden opgenomen die de status van het instrument met betrekking tot vervuiling weergeeft. Voor locaties waar geen 220V beschikbaar was, bleek het gebruik van accu’s een goed alternatief. Het toepassen van een zonnepaneel verdient echter de voorkeur in de toekomst. • De werking van de sensoren is dermate betrouwbaar dat deze de mogelijkheid bieden een lokaal netwerk op te zetten dat het verwaaiende stof rondom een industriële site kan vaststellen. De hoeveelheid stof kan real-time zichtbaar gemaakt worden met online dataverwerking. Dit betekent dat bewaking, alarmering en direct ingrijpen in gaande processen op de site mogelijk is indien deze ongewenst hoog zijn. De gemeten waarden kunnen tevens als input dienen voor een model dat een schatting maakt van de totale emissie. Bij continue monitoring kan (ten behoeve van de Milieujaarrapportage) zo de jaarlijkse emissievracht berekend worden. • Op basis van de meetgegevens wordt de emissie door de kolenoverslag geschat op 0.7 g/s. Dit getal ligt aan de onderkant van de verzameling eerder geschatte factoren. Kanttekening is dat deze waarde representatief is voor de (relatief) rustige meetperiode (twee maanden) en niet per se voor de rest van het jaar. Ook de emissies bij laden en lossen zijn lager dan verwacht. De onzekerheid in deze emissies zijn aanzienlijk groter dan die in de totale emissie. Deze onzekerheid kan verkleind worden als de activiteitgegevens met meer detail beschikbaar zijn en door het anders opstellen van de sensoren, bijvoorbeeld door meer meetpunten aan de rand van het terrein. De methode lijkt goed bruikbaar voor een evaluatie van dit type datasets en het schatten van emissies. De ontwikkelde optimalisatieroutine geeft de beste overeenkomst tussen gemeten en berekende concentratiewaarden. Aanpassingen van deze routine laten een verdere verbetering zien maar verder testen met andere meetgegevens is noodzakelijk.


Terug naar overzicht.