Titel:
|
De hardheid van de nuclaire optie in Nederland : Een onderzoek naar de doorgang van een verguisde technologie
|
|
Auteur(s):
|
|
|
Gepubliceerd door:
|
Publicatie datum:
|
ECN
Beleidsstudies
|
1-1-2004
|
|
ECN publicatienummer:
|
Publicatie type:
|
ECN-I--04-001
|
ECN rapport
|
|
Aantal pagina's:
|
Volledige tekst:
|
118
|
Download PDF
(2742kB)
|
Samenvatting:
Doelstelling van deze scriptie is het onderzoeken van de spanning diebestaat tussen pogingen ge-richt op het beëindigen van de nucleaire
optie en de weerstand die de achterliggende sociotechnische structuren
bieden aan verandering. Dit thema vindt zijn oorsprong in een empirische
vraag: waarom de intentie van een aantal landen om de nucleaire optie
te beëindigen zo moeilijk blijkt te realiseren. Deze intentie staat
namelijk continue ter discussie, zoals onder meer blijkt uit het uitstellen
van de geplande sluiting van de Barsebäck-centrale in Zweden, de uitlatingen
van de directeur van Electrabel (de beheerder van de kerncentrales in
België) om de centrales niet te sluiten op de door de overheid gedicteerde
data en het feit dat in Nederland de Kerncen-trale Borssele ondanks
een parlementair besluit nog steeds elektriciteit produceert. Hoe komt
het dat de nucleaire optie doorgang blijft vinden ondanks aanzienlijke
maatschappelijke en politieke weerstanden? Voor het beantwoorden van
deze empirische vraag heb ik een beroep gedaan op het theoretische werk
van Anique Hommels. In haar proefschrift stelt zij een vergelijkbare
vraag ten aanzien van de weerstand die stedelijke structuren bieden
aan verandering. Zij identificeert vier theoretische categorieën van
hardheid, namelijk: (1) materiële hardheid, (2) hardheid door dominante
manie-ren van denken en handelen, (3) hardheid door verknooptheid van
sociale en technische elemen-ten, en (4) hardheid door voortdurende-
(culturele) tradities. Omdat materiële hardheid niet overeenkomt met
het constructivistische perspectief van haar studie heeft zij dit concept
niet behandeld. De overige drie concepten heeft zij wel toegepast op
empirische casus. Hoofdstuk 2 behandelt de rol van dominante denkramen
in de hardheid van de nucleaire optie. Met behulp van dit concept beschrijf
ik hoe de technologie van de toepassing van kernenergie in Nederland
van de grond kwam, hoe in de jaren ?70 het maatschappelijke debat hierover
begon en hoe dit debat op 26 april 1986 door het ongeval in Tsjernobyl
tijdelijk beslist werd in het voordeel van de tegenstanders van kernenergie.
In Hoofdstuk 3 pas ik het concept materiële hardheid toe op de casus
van de ontmanteling van de Kerncentrale Dodewaard. De beheerders van
deze kerncentrale hebben, vanwege de radioactiviteit van materialen
in de centrale en de specifieke eisen die dit stelt aan de ontmanteling,
besloten een wachttijd van 40 jaar in acht te nemen voordat overgegaan
wordt tot de definitieve sloop van het complex. Deze oorzakelijkheid
van radioactiviteit voor de wachttijd lijkt te wijzen op materiële hardheid.
In Hoofdstuk 4 beschrijf ik de recente geschiedenis van de Kerncentrale
Borssele. De Nederlandse Staat heeft sinds het aannemen van de motie-Vos
getracht om de kerncentrale in Borssele te sluiten en zijn in deze pogingen
tot op heden niet succesvol geweest. Met behulp van het concept verknooptheid
maak ik deze hardheid van de Kerncentrale Borssele inzichtelijk. In
het laatste hoofdstuk beantwoord ik naar aanleiding van mijn bevindingen
uit de voorgaande Hoofdstukken 2, 3 en 4 mijn centrale vraagstelling.
Daarnaast reflecteer ik op de bijdrage die ik met mijn scriptie heb
geleverd aan het STS-onderzoek en werp ik vragen op voor verder onderzoek.
Terug naar overzicht.