De huidige verkeer- en vervoerssector heeft een onduurzaam karakter.Om de klimaatverande-ring als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen
enigszins in de hand te kunnen houden, is een drastische reductie van
CO2-emissies door het wegverkeer noodzakelijk. Dit zal echter niet be-reikt
kunnen worden zolang men fossiele motorbrandstoffen blijft gebruiken
in wegvoertuigen, omdat verbranding hiervan altijd gepaard gaat met
emissie van CO2. Verwacht wordt dat het energiegebruik en de emissie
van CO2 van het wegverkeer de komende dertig jaar sterk zullen toenemen.
Een ander probleem dat samenhangt met de stijgende vraag naar motorbrandstoffen
is de toenemende afhankelijkheid van Nederland van olie-importen (uit
OPEC-landen), waar-door de voorzieningszekerheid in gevaar kan komen.
Uit biomassa geproduceerde brandstoffen (biobrandstoffen) hebben een
aanzienlijk potentieel om de CO2-emissie van het wegverkeer, de verwijdering
van fossiele olie en de afhankelijkheid van olie-import te verminderen,
wanneer zij toegepast worden als (gedeeltelijke) vervangers van benzine
en diesel.
In dit onderzoek wordt gekeken naar welke kansen en barrières er zijn
voor de overgang naar grootschalige toepassing van biobrandstoffen in
wegvoertuigen in Nederland en op welke wijze beleid op nationaal en
Europees niveau kan bijdragen aan het benutten van deze kansen en het
voorkomen of (deels) wegnemen van deze barrières. Dit moet passen binnen
een bredere ont-wikkeling, namelijk de overgang naar een emissiearme
energievoorziening en een duurzame maatschappij.
Biobrandstoffen worden ?klimaatneutraal? genoemd, omdat deze geproduceerd
worden uit plantaardige materialen, die deel uitmaken van de korte koolstofcyclus.
Deze gewassen nemen tijdens hun levensduur CO2 op, welke weer terugkomt
in de atmosfeer als ze worden omgezet in energie. Hierdoor wordt over
de hele productieketen bekeken (?well-to-wheel?) veel minder CO2 uitgestoten
vergeleken met fossiele benzine en diesel.
Momenteel worden ethanol op basis van voedselgewassen en biodiesel geproduceerd
uit kool-zaad al commercieel toegepast. Deze zullen op den duur waarschijnlijk
vervangen worden door ?nieuwe? biobrandstoffen, die vanuit economisch
en milieuoogpunt aantrekkelijker zijn. Voor geen van deze is reeds een
volledige keten van productie van biomassa tot en met eindgebruik in
voertuigen commercieel beschikbaar. De marktintroductie van de biobrandstofconversietech-nologie
zal nog enige jaren op zich laten wachten, waardoor ethanol en biodiesel
waarschijnlijk de belangrijkste biobrandstoffen zullen blijven tot 2010.
Van de ?nieuwe? biobrandstoffen is ethanol op basis van lignocellulose
houdende gewassen (SSF of CBP technologie) de meest aantrekkelijke optie
als vervanger van benzine. Fischer-Tropsch diesel en DME zijn de meest
geschikte dieselsubstituten.
Belangrijk voor het in gang zetten van een overgang naar grootschalige
toepassing van bio-brandstoffen is dat de huidige situatie, waarin fossiele
benzine en diesel de belangrijkste motor-brandstoffen zijn, onder druk
wordt gezet. De drukkrachten op dit huidige ?regime? zijn het groeiende
besef van het onduurzame karakter van de verkeer- en vervoerssector,
de toenemende afhankelijkheid van olie-import en de ontwikkeling van
alternatieve vervoerssystemen, aan-drijftechnologieën en brandstoffen
in niches. Het huidige regime is moeilijk te veranderen, omdat de actoren
die hierin een rol spelen veelal sterk gericht zijn op het in stand
houden van de bestaande situatie vanwege bepaalde gevestigde belangen
die zij hierin hebben.
Om uit te komen bij een toekomstige situatie, waarin biobrandstoffen
grootschalig worden toe-gepast (20% van de motorbrandstoffenmarkt in
2030), is een aantal veranderingen nodig. De belangrijkste veranderingen
treden op in het eerste deel van de productieketen (de productie van
biomassa in plaats van oliewinning). Naarmate men verder in de keten
komt, blijft het huidige regime meer gehandhaafd.
De belangrijkste barrières voor de overgang naar grootschalige toepassing
van biobrandstoffen hebben betrekking op opbouw van kennis, ontwikkeling
van technologie, aanpassing van de in-frastructuur, ontwikkeling van
een marktvraag, vorming van een sociaal netwerk, de beschik-baarheid
van biomassa voor biobrandstofproductie en maatschappelijk draagvlak
voor groot-schalige biomassateelt. De betrokken actoren zullen gemobiliseerd
moeten worden door middel van overheidsbeleid om deze barrières te overwinnen.