Titel:
|
Verbruiksanalyse sector onderwijs [NDS 96-010]
|
|
Auteur(s):
|
Dechesne, H.J.
|
|
Gepubliceerd door:
|
Publicatie datum:
|
ECN
Beleidsstudies
|
1-10-1996
|
|
ECN publicatienummer:
|
Publicatie type:
|
ECN---96-010
|
Boek(hoofdstuk)
|
|
Aantal pagina's:
|
Volledige tekst:
|
24
|
Download PDF
(63kB)
|
Gepubliceerd in:.
Samenvatting:
De invalshoek die gekozen wordt is 'Energieverbruik en energiebesparingin het onderwijs'. De doelstellingen van de analyse zijn vast te stellen:
- Hoe energiebesparing binnen de sector Onderwijs de laatste 10 jaren
vorm heeft gekregen.
- Welke energiebesparing binnen deze sector gerealiseerd zijn en welk
besparingspotentieel nog aanwezig is.
De concrete onderzoeksvragen die uit de onderzoeksdoelstellingen geformuleerd
kunnen worden zijn:
- Welke trendmatige verlopen zijn zichtbaar?
- Wat zijn de effecten/invloeden van toegepaste installaties, gebruikte
constructies, soorten energiebesparende maatregelen op de omvang van
het energieverbruik?
- Hoeveel energiebesparing is gerealiseerd en welk energiebesparingspotentieel
is nog aanwezig?
- Wat zijn de knelpunten om deze potentiëlen te realiseren en aan
welke
voorwaarden moet voldaan worden?
De cijfers binnen de sectorraportage vormen een goed startpunt om trendmatige
verlopen over een aantal jaren zichtbaar te maken. Hierbij kan gedacht
worden aan: verlopen van de absolute energieverbruiken (kWh/j., m3/j.,
PJ/j. etc.) en de verlopen van fysieke grootheden.
Fysieke grootheden voor de sector Onderwijs zijn:
- aantal leerlingen,
- m2 BVO,
- aantal instellingen.
Daarnaast kunnen ook trends in het verloop van specifieke energieverbruiken
onderzocht worden: energie/m2 BVO, energie/leerlingen. Energie kan beschouwd
worden, per energiedrager (gas, elektra etc.) en als het totale energieverbruik
van alle energiedragers opgeteld.
In deze energieverbruiksanalyse voor de sector Onderwijs zal onderzocht
worden in hoeverre de beschikbare informatie antwoorden kan geven op
de 4 bovengenoemde onderzoeksvragen.
Opbouw energieverbruik
Het opleidingsproces, dat door leerlingen/studenten gevolgd wordt, vindt
in gebouwen plaats waar thermische en elektrische energie gebruikt wordt.
Het thermische energieverbruik is voor 80-100% bestemd voor gebouwverwarming.
De omvang van dit verbruik zal afhangen van het aantal m2 BVO, het aantal
leerlingen, de kwaliteit van de gebouwschil en soort verwarmingsinstallatie.
Het elektriciteitsverbruik wordt voor 70-80% bepaald door de aanwezige
verlichting. Het overige deel kan verbruikt worden door pompen in CV-systemen,
ventilatie, kantoorapparatuur en eventueel apparatuur in kantines.
De omvang van het elektrische en thermische energieverbruik wordt ook
bepaald door de gebruikstijden van een schoolgebouw. Voor het tertiaire
onderwijs, met name het WO onderwijs, kunnen voor ruimteverwarming en
verlichting genoemde percentages wat lager uitvallen. In het WO vindt
men grote kantoorafdelingen, laboratoria en werkplaatsen. Een aantal
universiteiten beschikken over WKK-installaties.
De soorten informatie, in relatie met het energieverbruik in de sector
Onderwijs, waarover men zou willen beschikken om een verbruiksanalyse
te kunnen uitvoeren zijn:
- m2 BVO, aantal leerlingen en eventueel aantal instellingen.
- Gegevens over de constructiewijze en kwaliteit van de gebouwschil
(bijv. glasoppervlak, soort muren, ouderdom gebouw).
- Gegevens over soort toegepaste verwarmingsinstallaties en soort
en type verlichting.
- Gegevens over de penetratie van toegepaste energiebesparende maatregelen
zoals zuinige ketels en de daarbij toegepaste regelingen, soort verlichting
en type armaturen, dak- en muurisolatie, dubbelglas.
Dit rapport geeft de situatie t/m 1993.
Terug naar overzicht.