Titel:
|
Woningvoorraad en woningverwarming: Ontwikkeling en tendensen.
|
|
Auteur(s):
|
|
|
Gepubliceerd door:
|
Publicatie datum:
|
ECN
Beleidsstudies
|
1990
|
|
ECN publicatienummer:
|
Publicatie type:
|
ECN-C--90-055
|
ECN rapport
|
|
Aantal pagina's:
|
Volledige tekst:
|
45
|
Download PDF
(1790kB)
|
Samenvatting:
In dit rapport zijn de resultaten opgenomen betreffende de ontwikkeling van de woningvoorraad, woningverwarming, gasverbruik en emissies van CO2 en NOx als gevolg van woningverwarming, die zijn gemaakt met behulp van de ESC-modellen WOVESTAT en WOVEGAS. De berekeningen betreffen alleen het gasverbruik en emissies voor woningverwarming; mutaties door koken en warm tapwater zijn niet berekend. Alle gegevens zijn in een historisch perspectief geplaatst. Tevens zijn de uitkomsten vergeleken met de doelstellingen wat betreft het gasverbruik in woningen, genoemd in de Nota Energiebesparing van juni 1990. De resultaten worden gebruikt ten behoeve van project ’De penetratie van energiezuinige en milieuvriendelijke centrale verwarmingsketels in de woningbouw’. Dit project heeft als doel te onderzoeken hoe de penetratie van de verschillende soorten individuele centrale verwarmingsketels zal verlopen bij variërende beleidsmaatregelen. De effecten van een (toenemende) penetratie van energie-efficiënte ICV ketels worden in genoemd project berekend ná besparingen door betere isolatie en ná een gangbare efficiencyverbetering, die optreedt als oude ketels door nieuwe worden vervangen. Voor de modellen en berekeningen zijn, statistische gegevens verzameld. Ideaal zijn gegevens, die op dezelfde wijze zijn verzameld. Dat is niet altijd het geval. Enerzijds zijn er
statistische, integrale waarnemingen, anderzijds steekproefuitkomsten. Bepaalde bewerkingen van de verzamelde data zijn niet vrij van eigen interpretaties. Dit heeft tot gevolg, dat aantallen en extrapolaties kunnen afwijken van conclusies zoals vermeld in het basismateriaal. Het aantal te bouwen woningen tot 2000 is ontleend aan "Volkshuisvesting in de jaren
negentig", evenals het streven om in het jaar 2000 52% eigen woningbezit te hebben. Dit laatste zal tot gevolg hebben, dat het aantal huurwoningen na 1995 zal gaan dalen. In 2000 zullen er volgens de modelberekeningen ca. 3.120.000 bewoonde huur- en ca. 3.200.000 bewoonde woningen van eigenaars/bewoners zijn. De leegstand zal ca. 2,3% bedragen. De grootte van de woning verandert weinig. Omdat de gezinssamenstelling kleiner wordt, zal
een huishouden in principe ruimer gaan wonen. Voor woningverbetering zullen er per jaar gemiddeld ca. 105.000 woningen in aanmerking komen, ca. 65.000 uit bovengenoemd rapport, ca. 30.000 afkomstig van de plannen, genoemd in het NMP en ca. 10.000 in het particuliere woningbezit (eigenaars/bewoners). Bij het vaststellen van dit laatste aantal is gesteld, dat dit getal het kwalitatieve equivalent is van het totaal aantal woningen, dat door particuliere bewoners wordt verbeterd. Het zijn waarschijnlijk veel meer woningen, die kwalitatief minder goed verbeterd worden dan huurwoningen.
De Nota Energiebesparing van juni 1990, uitgebracht door het ministerie van Economische Zaken stelt als doel het gasverbruik voor ruimteverwarming, koken en warm tapwater terug te brengen van 400 PJ medio 1989 naar 335 PJ in het jaar 2000, een besparingsdoelstelling van 65 PJ. De bruto besparingsdoelstelling is hoger, omdat volgens de Nota bij de huidige trend in de groei van het aantal woningen het gasverbruik in woningen zal groeien
naar ca. 450 PJ in 2000. Enerzijds zijn er ontwikkelingen gaande, die het gasverbruik verminderen (steeds meer huishoudens gaan elektrisch koken), anderzijds ontwikkelingen, die het gasverbruik verhogen (mensen gaan vaker douchen). De 25% besparing zal evenwel voor het grootste deel moeten worden gerealiseerd door het gasverbruik voor ruimteverwarming terug te brengen. Het gasverbruik per woning dient te worden teruggebracht van 2295 m3 tot 1720 m3 per woning. Omdat het aandeel ruimteverwarming het grootst is, 1850 m3, zal daar de meeste besparing moeten plaatsvinden. Dit kan geschieden
door middel van een betere isolatie en door inzet van efficiëntere verwarmingstechnieken. Een deel van de besparingen zal gerealiseerd dienen te worden door het bouwen van energiezuinige nieuwbouwwoningen, die niet meer dan ca. 750 m3 aardgas per woning voor ruimteverwarming verbruiken. Tevens zal een belangrijke bijdrage geleverd moeten worden door maatregelen, genoemd in de Nota Energiebesparing betreffende het woningverbeteringsprogramma. Een ander aspect, dat het gasverbruik omlaag zal brengen, is het vervangen van CV-ketels. De in de berekening aangenomen effieiencyverbetering is 15% punten. Aspecten, die het gasverbruik voor ruimteverwarming zullen verhogen, zijn ombouw van lokale verwarmingssystemen naar centrale verwarmingssystemen. Dit zal niet alleen bij het eigen woningbezit gebeuren, maar ook bij verbetering van huurwoningen. Naast berekeningen van het gasverbruik in het jaar 2000 zijn eveneens de ontwikkelingen in de verwarmingssoort (lokaal, individuele CV-ketels, blok-, wijk- of stadsverwarming) berekend. In het jaar 2000 zal 98% van alle woningen volgens de berekeningen voorzien zijn van een ruimteverwarmingssysteem, op basis van aardgas, 75% heeft een individuele CV-ketel, 16% wordt lokaal verwarmd (kachel(s)) en 7% krijgt woningverwarming via een blok, wijk of stadsverwarmingssysteem. Uitgaande van de nieuwe richtlijnen en de besparingspercentages voor de bouwjaarklassen en de verwarmingssoort zal de gemiddelde woning in het jaar 2000 volgens de modelberekeningen ca. 1425 m3 gas per jaar voor ruimteverwarming gaan gebruiken; eind 1988 was dat volgens de berekeningen 1830 m3; Het BAK geeft hier medio 1988 een hoeveelheid van 1855 m3. Dit betekent een besparing van 22% ten opzichte van 1988. Hierin is geen besparing door gedragsverandering opgenomen. Het totale gasverbruik in 2000
volgens de berekeningen voor woningverwarming bedraagt dan 8,9 miljard m3 (282 P J), een vermindering van 9% ten opzichte van 1988, toen het totale gasverbruik 9,7 miljard m3 (307 P J) was. De emissie van NOx vermindert met ca. 38% en van CO2 met ca. 9%. De conclusie uit de berekeningen luidt, dat de bijdrage die ruimteverwarming kan leveren in het terugbrengen van het gasverbruik onvoldoende is om de doelstellingen, genoemd in de Nota Energiebesparing, te halen. Het verschil zal ca. 34 PJ bedragen ofwel 1 mld m3 aardgas. De effecten van het terugbrengen van het gasverbruik bij lokale, blok-, wijk- of stadsverwarming is niet in de besparingen meegenomen.
Terug naar overzicht.